Donderdag 28 april 2022 om 20.00 uur entree 7,50 euro incl. koffie

Frits van Oostrom over zijn boek Nobel Streven. De ridder Jan van Brederode

De Ruïne van Brederode

is  de moeitewaard om een bezoekje aan te brengen, hier licht een stuk geschiedenis van de omgeving rond Santpoort. En er valt veel over te vertellen, dus kom naar de lezing.

Openingstijden Brederode

woensdag  11.00 uur tot 17.00 uur
vrijdag         11.00 uur tot 17.00 uur
zaterdag     11.00 uur tot 17.00 uur
zondag        11.00 uur tot 17.00 uur

Entree€ 6,00
Kinderen 4 t/m 11 jaar€ 4,00
Kinderen 0 t/m 3 jaargratis

 

Het verhaal van de onfortuinlijke ridder Jan (1372-1415) is vlot verteld.

Het is een variant op het aloude thema van de diepe val die je kunt maken, zelfs als je met een gouden lepel in de mond geboren wordt. Jan van Brederode heerste als tweede zoon uit een roemrucht geslacht vanuit het bij Haarlem gelegen slot Santpoort over delen van Kennemerland, het Oge (de duinstreek ten noorden van Haarlem) en flinke gebieden elders in Holland. Had het net even anders gelopen, dan had Jan’s nobel streven naar nog meer aanzien en roem in dit door en door feodale tijdperk niet alleen een gelukkig huwelijk opgeleverd, maar ook een rijke erfenis. Maar zo liep het niet. De vader van Jan’ s bruid Johanna van Abcoude bleek een inhalig type, die niet alleen weigerde op tijd dood te gaan, maar bovendien Jan het vel over de adellijke neus haalde. Het huwelijkscontract – te voldoen aan zijn schoonvader – was voor Jan onbetaalbaar en hij wordt weggezet als wanbetaler. En een ongeluk komt nooit alleen, zo blijkt, want de kostbare Drentse en Friese veldtochten in 1395/96 en daarna, in het gevolg van de bisschop van Utrecht en Graaf Albrecht van Beieren, ondermijnden de financiële slagkracht van de Brederode’s nog meer. Jan van Brederode veranderde in een Jan van Brede Node. Het familiebezit stond op het spel.

Omdat de schuldenberg onoverzienbaar werd, zetten Johanna en Jan een unieke maar dramatische stap: ze ontbinden hun huwelijk en gaan het klooster in zodat Jan aan zijn schulden jegens zijn schoonvader kan ontsnappen. Of Jan en Johanna ook religieuze aandrift voelen is onzeker. Als schoonvader van Abcoude zes jaar later eindelijk, eindelijk overlijdt, probeert Jan de rijke erfenis alsnog binnen te harken. Hij vraagt en verkrijgt een pauselijke dispensatie om het klooster te verlaten. Maar het mag niet baten, de bisschop van Utrecht en de graaf van Holland werken niet mee. Ze protegeren intussen een andere edelman die dienstiger is aan hun belangen.

Als Jan zijn vrouw uit het klooster van de Dominicanessen probeert te schaken wordt hij gevangen gezet. Zijn ongehoorde geval is nieuws in heel Europa. De beroemde Parijse theoloog Jean Gerson spreekt zich ondubbelzinnig uit tegen de wettigheid van Jan’s vertrek uit de Kartuizer orde. Jan is nu het zwarte schaap van de familie en na de dood van Johanna (1411) en na zijn eigen vrijlating uit gevangenschap (1412), vertrekt hij als huurling naar Frankrijk waar Engelse invasielegers zijn binnengevallen. Daar strijdt hij mee aan de verkeerde kant en komt in 1415 in de modder van het beroemde slagveld Azincourt akelig aan zijn einde. Het zat Jan niet mee, zullen we maar zeggen.

Dat leven van de Hollandse ridder Jan van Brederode is intussen maar een deel van het grotere verhaal dat van Oostrom wil vertellen. In talloze terzijdes toont hij zijn grote kennis en betrokkenheid bij de middeleeuwen die naar zijn mening in Nederland veel te veel in de schaduw staan van de Gouden Eeuw. De vertellust begint al direct met doorkijkjes in de heerlijke rechten die de Brederode’ s uitoefenen over hun ‘volk’, van belastingen als de korentienden, vlastienden en smaltienden (tuinbouw) tot de vis-, jacht-, veer-, tol-, en windrechten. De familie kon van de inwoners ook paard- en wagendiensten verlangen. Zelf joegen de heren fretten met dichtgenaaide bekken konijnenholen in; verder aten ze ‘tongschar, witte koolvis, baars, grote zaagbek en vooral veel snoeken’, verder ‘aalscholver, blauwe reiger, eend, ekster, gans, houtduif, houtsnip, kauw, knobbelzwanen, kolgans, kraanvogel, krooneend, kuifeend, rietgans, smient, tamme duif, velduil en zeearend’. (43). Zonder zwaangraaf en pluimgraaf ging dat natuurlijk niet. Mel Brooks zei het al in zijn films, ‘it is good to be king’, in elk geval was het een smakelijk bestaan.

In dit soort achtergronden leeft de verteller Van Oostrom zich uit. De lezer komt alles te weten over het ‘Vietnam’ van de Hollandse graven in Friesland, magische middeltjes om de vruchtbaarheid te vergroten, de bedevaart naar Jeruzalem, Rome, Santiago of, zoals Jan in 1399, naar het Ierse Lough Dergh, waar in grotten het vagevuur te zien was. Dat de lange reis, de twee weken vasten en de slaaponthouding tot hallucinaties kon leiden is voor van Oostrom een weet:

 

 Meer weten over dit verhaal hier een link naar de website Historiek